Het Openbaar Ministerie Oost-Nederland heeft beroep in gesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Oost Nederland, locatie Arnhem, in de zaak tegen 4 mannen en een vrouw die worden verdacht van onder meer mensenhandel en uitbuiting van een destijds 17-jarig meisje. Het Openbaar Ministerie onderschrijft de juridische onderbouwing van de vonnissen, maar kan zich niet vinden in de strafmaat die de rechtbank heeft gehanteerd. Het verschil tussen de opgelegde vonnissen tegen de vijf verdachten en de straf die door het Openbaar Ministerie was geëist, is naar de mening van het Openbaar Ministerie te groot en doet geen recht aan de ernst van de feiten.
De vier mannen en de vrouw zouden het destijds 17-jarige slachtoffer in augustus 2012 hebben ontvoerd en een aantal weken hebben vastgehouden in een huis in Almere. Daar zouden ze haar hebben gedwongen tot prostitutie. Uiteindelijk werd het slachtoffer in de nacht van 27 op 28 augustus door de politie aangetroffen in de woning in Almere.
De rechtbank veroordeelde op 19 maart j.l. een 22-jarige man uit Arnhem tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Tegen hem was 40 maanden gevangenisstraf geëist, waarvan 20 maanden voorwaardelijk. Een 25-jarige man, eveneens uit Arnhem, kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden. Tegen hem was 48 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Een 25-jarige Arnhemse werd veroordeeld tot 12 maanden cel, waarvan 5 voorwaardelijk, terwijl tegen haar 24 maanden onvoorwaardelijke celstraf was geëist, De rechter veroordeelde verder een 27-jarige man uit Amsterdam tot 14 maanden cel, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Tegen hem was 24 maanden onvoorwaardelijke celstraf geëist. Tegen een 23-jarige man uit Almere was 24 maanden onvoorwaardelijke celstraf geëist. De rechter legde deze man uiteindelijk een celstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Volgens het Openbaar Ministerie zijn de opgelegde straffen niet in overeenstemming met de richtlijn voor strafvordering voor mensenhandel. Uit deze richtlijn blijkt dat voor mensenhandel voor de duur van drie weken, 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd is. Daarnaast zijn er verschillende strafverzwarende factoren. Zo is er sprake van een minderjarig en zeer kwetsbaar slachtoffer en is de mensenhandel in vereniging gepleegd. Uit de kringen van hulpverleners en ook vanuit de maatschappij is met verbazing gereageerd op de hoogte van de straffen die door de rechtbank zijn opgelegd. De zaak zal worden overgedragen aan het ressortsparket in Arnhem voor behandeling bij het Hof aldaar.
