De officier van justitie is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin twee minderjarige jongens zijn veroordeeld tot een werkstraf voor homogerelateerd geweld.
De rechtbank legde vrijdag 8 maart 2014 werkstraffen op van 80 en 100 uur waarvan een groot deel voorwaardelijk, zodat de jongens feitelijk 20 uur moeten werken. Daarnaast moet een van de jongens een leerstraf doen en wordt de ander verplicht begeleid door de jeugdreclassering.
De officier vindt echter dat deze straffen niet in verhouding staan tot de rol van de verdachten bij het gepleegde feit en de ernstige gevolgen voor de slachtoffers. De 14- en 16-jarige jongens hebben de aangevers zonder enige aanleiding uitsluitend vanwege hun seksuele geaardheid aangevallen en hen op agressieve wijze in het openbaar mishandeld door hen te trappen en daarnaast meerdere malen tegen het hoofd te stompen. De aangevers liepen hierbij letsel op: een blauw oog, krassen op de rug, een gekneusde ribbenboog en een scheefstaande neusbrug.
Hoewel de jongens geen strafblad hebben, vindt de officier van justitie de handelwijze van de verdachten, ingegeven door discriminatoire opvattingen, zeer kwalijk zodat een strengere sanctie op zijn plaats is. Delicten, en zeker geweldsdelicten, met een discriminatoir motief raken aan een belangrijke waarde in onze maatschappij: veilig kunnen leven in ons land ongeacht geloof, overtuiging, ras of seksuele geaardheid. Daarnaast wil de officier dat er een pedagogisch effect uit gaat van de straf zodat de jongens de ernst van het feit inzien en wordt voorkomen dat zij dit nog een keer doen. Daarom had hij naast een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 uur, ook twee weken voorwaardelijke jeugddetentie tegen de beide jongens geëist. De zaak wordt nu doorgestuurd naar het ressortsparket in Arnhem.
