Het aantal inbraken in woningen in de provincie Zeeland is de afgelopen zes jaar enorm gestegen. Dat blijkt uit onderzoek, gedaan door de PZC. De tijd dat Zeeland veilig in de luwte lag van de Randstad en nauwelijks interessant was voor inbrekers, lijkt definitief voorbij. In de provincie wordt met het jaar niet alleen vaker ingebroken, ook het moment van het misdrijf verschuift meer en meer van de nachtelijke uren naar overdag. Inbrekers staan bij daglicht koelbloedig aan een deur te prutsen, vallen zo nauwelijks op en maken gebruik van de verkeersdrukte om ongezien weg te komen. Gelegenheid maakt nog steeds de dief. Maar weinig degelijk hangen sluitwerk en letterlijk open ramen en deuren zijn de afgelopen jaren zeker niet minder geworden.
Het aantal inbraken is in zes jaar tijd opgelopen van 800 in 2006 tot 1362 in 2012, blijkt uit cijfers van het speciale woninginbrakenteam van de Zeeuwse politie. In de eerste maand van het huidige jaar staat de teller al op 162.
Een waterdichte verklaring voor die ontwikkeling hebben de rechercheurs niet. „Dat het wat minder goed gaat in Nederland, zal zeker meespelen”, probeert teamcoördinator Peter Groenewegen in de PZC. „En ook in Zeeland zie je dat de sociale controle niet meer is wat het jaren geleden was.” En ja, benadrukken ook teamchef Marco Koole en rechercheur Frank Lockefeir, dat is dan tevens het nadeel van een goede ontsluiting van de provincie met het achterland. Want feit is volgens hen dat veel inbraken in de Oosterschelderegio en Zeeuws-Vlaanderen worden gepleegd door ‘groepen van buitenaf’.
Als de cijfers één ding duidelijk maken, is dat geen enkel gebied in Zeeland gespaard wordt. De meeste inbraken vorig jaar vonden weliswaar plaats in de gemeenten Terneuzen en Vlissingen (beiden 215), maar met krap dertigduizend inwoners is het aandeel van Schouwen-Duiveland (204) in het totaal opvallend groot. Daar gaat het heel vaak om vakantiewoningen, die buiten het seizoen leeg staan.
Het Zeeuwse woninginbrakenteam is nu een klein jaar actief. De kracht zit in de gecombineerde aanpak, zegt Koole. Sporen van verschillende inbraken worden met elkaar vergeleken en verbanden, die anders minder vanzelfsprekend zijn, worden zo gelegd. „Als een pasje wordt gestolen, kijken wij ook wat er vervolgens met dat pasje gebeurt.”