Doorstroom uit havo vooral in hoogste welvaartsgroep
Bij havo-gediplomeerden is de doorstroom naar het hoger onderwijs het hoogst voor gediplomeerden uit gezinnen uit de hoogste welvaartsgroep. In alle gezinnen daalde in 2015 het percentage havo-gediplomeerden dat een hbo-studie startte. Daarvoor in de plaats nam vooral het aandeel dat voor een tussenjaar koos of ging werken iets toe.
Doorstroom van vwo naar universiteit stijgt
Ook het percentage vwo-gediplomeerden dat aan een universiteit ging studeren nam toe in de periode 2007–2015. De sterke toename vond plaats in 2014. In tegenstelling tot de doorstroom van havo naar hbo nam de doorstroom van vwo naar universiteit nauwelijks af na de invoering van het sociaal leenstelsel. Het percentage vwo-geslaagden in 2015 dat naar de universiteit ging, was lager dan in 2014, maar hoger dan in de periode 2008–2013. Net als bij de havo-gediplomeerden gingen voornamelijk vwo-gediplomeerden uit de hoogste welvaartsgroep direct verder studeren. Vwo-gediplomeerden uit gezinnen uit de laagste welvaartsgroep gingen tot 2010 vaker studeren dan gediplomeerden uit gezinnen uit de middelste welvaartsgroep, maar dit verschil is vanaf 2011 geleidelijk afgenomen.
Minder studenten gaan op zichzelf wonen
Tot 2014 was het percentage hbo- en wo-studenten dat uit huis ging binnen zestien maanden na de start van de studie stabiel rond 61 procent onder wo-studenten en 23 procent onder hbo-studenten. Na de invoering van het sociaal leenstelsel in 2015 is het percentage studenten dat op kamers gaat sterk gedaald, tot 45 procent van de wo-studenten en tot 14 procent van de hbo-studenten.
Tot 2010 was het percentage hbo-studenten dat uit huis ging het hoogst in de laagste welvaartsgroep. Vanaf 2010 gaan hbo-studenten uit gezinnen uit de hoogste welvaartsgroep het vaakst op kamers wonen. Ook bij wo-studenten is het percentage studenten dat uit huis ging het hoogst in de hoogste welvaartsgroep. Na de invoering van het sociaal leenstelsel was de daling in uit-huis-gaan het sterkst voor de groepen waar uit-huis-gaan het meeste voorkwam. Daarmee zijn de verschillen tussen de groepen kleiner geworden.
Dat minder studenten op kamers gaan is ook te zien aan het aantal jongeren dat in studentensteden gaat wonen. In 2015 is het aantal 17- tot 21-jarigen dat zich in universiteitssteden vestigt met 14 procent gedaald. Deze daling is met name sterk in steden met een relatief jonge bevolking zoals Groningen, Amsterdam en Utrecht.