Minister Lilianne Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) wil de relatie met China verbreden van handel naar de aanpak van wereldwijde thema’s. Zoals het opstellen van nieuwe ontwikkelingsdoelen, het bevorderen van gelijke rechten van vrouwen en het effectiever inzetten van ontwikkelingshulp. Dat zei ze dinsdag in een speech op de Fudan Universiteit in de Chinese stad Shanghai.
‘Het inzicht dat samenwerking tot grote prestaties kan leiden, wordt elke dag sterker. Voor Nederland en China geldt dit voor een reeks handelsactiviteiten. Ik zou de dialoog tussen onze landen willen uitbreiden naar zaken die de hele wereld raken. Alleen samen kunnen we grote dingen tot stand brengen’, aldus de minister.
Naast haar ministerschap is Ploumen ook co-voorzitter van het Global Partnership For Effective Development Cooperation (GP). Deze organisatie moet ervoor zorgen dat landen, ngo’s en bedrijven zich samenhangender, transparanter en effectiever inzetten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
De minister kondigde bij haar aantreden als co-voorzitter aan dat ze onder meer wil werken aan grotere betrokkenheid van landen als China en India. ‘De wereld heeft de kracht en kennis van de Chinezen hard nodig. Een nauwe samenwerking met het GP zal een voorbeeld zijn voor andere landen. De uitdagingen van de komende jaren zorgen ervoor dat alle partijen hard nodig zijn,’ stelt de minister.
Volgens Ploumen biedt het Chinese model van ontwikkelingssamenwerking aanknopingspunten voor samenwerking. ‘Ik ben ervan overtuigd dat het bundelen van handel, investeringen en ontwikkelingshulp gericht op inclusieve economische groei -die ten deel valt aan een brede groep- een goed recept kan zijn voor meer landen,’ aldus Ploumen.
Eerder vandaag sprak de minister met een aantal ngo’s en ondernemingen over maatschappelijk ondernemen (mvo). ‘Juist in een land als China, met z’n onstuimige economische groei, is het belangrijk dat ook de kwaliteit van werk en leven vooruit gaat, aldus Ploumen. Alleen samen -bedrijfsleven, overheden, kennisinstituten en maatschappelijke organisaties- kunnen we bijdragen aan betere arbeidsomstandigheden, een fatsoenlijk loon en een schoner milieu.
