De advocaat-generaal (OM) in Arnhem heeft vandaag in hoger beroep 5 jaar gevangenisstraf geëist tegen een 42-jarige man die verdacht wordt van mensenhandel. De man zou gedurende een periode van ruim zes jaar een meisje vanaf haar 18de gedwongen in de prostitutie hebben laten werken.
Toen de verdachte 27 jaar oud was, ging hij een relatie aan met het destijds 16-jarige slachtoffer. Hij gaf haar de indruk dat zij een gezamenlijke toekomst zouden gaan opbouwen. In de visie van het OM heeft de verdachte vanaf toen het slachtoffer emotioneel afhankelijk van hem gemaakt. Hij koos bewust een schuchter meisje dat de neiging had snel afhankelijk te worden van anderen en het op dat moment thuis erg moeilijk had. ‘Verdachte heeft zijn overwicht ingezet en het slachtoffer stap voor stap voorbereid op het werken in de prostitutie’, aldus het OM.
Een paar dagen nadat het slachtoffer 18 jaar was geworden, moest ze beginnen in de prostitutie. Volgens het OM heeft het slachtoffer gedurende de relatie die tien jaar duurde, zes jaar lang gedwongen in de prostitutie gewerkt. Het geld dat zij hiermee verdiende, ging bijna allemaal direct naar de verdachte waarmee hij zijn schulden kon aflossen. ‘Zij heeft de eerste jaren bijzonder veel uren moeten werken, later kreeg zij iets meer ‘vrije’ dagen. Verdachte bepaalde de werktijden en – zeker in het begin – de handelingen die zij met klanten moest verrichten en de prijzen die zij daarvoor moest vragen. Verdachte ‘oefende’ de handelingen met aangeefster. Er was daarbij regelmatig sprake van seksueel of ander geweld van verdachte tegen de aangeefster’, aldus de advocaat-generaal.
Bij de strafeis is rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd. ‘Door dwang en geweld uit te oefenen en door bedreigingen te uiten, het laten tatoeëren van het slachtoffer en het controleren van haar, heeft verdachte ervoor gezorgd dat het slachtoffer zes dagen per week tenminste twaalf uur per etmaal in de prostitutie werkte. De verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou ondervinden als gevolg van zijn handelen en hij heeft zich louter laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Voorts heeft verdachte er op geen enkele manier blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Dit wordt de verdachte bijzonder kwalijk genomen’, aldus het OM.
Het slachtoffer diende een vordering tot schadevergoeding in. Het OM is van mening dat de verdachte € 110.000 aan het slachtoffer moet betalen.
De rechtbank veroordeelde de verdachte eerder tot 4 jaar cel, bij een eis van de officier van justitie van 5 jaar cel. Zowel de verdachte als het OM stelden hoger beroep in. Het hoger beroep van het OM richt zich tegen de hoogte van de opgelegde straf en de bewezenverklaring.
Uitspraak (naar verwachting) over twee weken.
