Het Openbaar Ministerie stelt geen hoger beroep in tegen de vrijspraakvan twee leerkrachten in het onderzoek naar de dood van een 9-jarig meisje uit Rhenen. Het meisje verdronk in september 2015 tijdens het schoolzwemmen. Drie zweminstructeurs werden door de rechtbankwel veroordeeld voor dood door schuld en kregen werkstraffen van zestig uur opgelegd. Het Openbaar Ministerie gaat ook tegen deze uitspraak niet in hoger beroep. De advocaten van de zweminstructeurs hebben aangegeven wel in appel te gaan.
Met de vervolging van de leerkrachten en de zweminstructeurs heeft het Openbaar Ministerie duidelijk willen maken waar de verantwoordelijkheden voor toezicht tijdens het schoolzwemmen liggen. De verdrinking van een jong meisje onder het oog van vijf toezichthouders vroeg om een uitgebreide discussie en een oordeel van de rechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de leerkrachten alleen te verwijten is dat zij het slachtoffer niet naar het diepe bad hebben zien gaan en dat deze fout onvoldoende is om dood door schuld te bewijzen. Het Openbaar Ministerie is van mening dat hiermee de verantwoordelijkheden van de leerkrachten onderbelicht zijn gebleven. De leerkrachten zijn in de visie van het Openbaar Ministerie ook tekort geschoten daar waar het ging om het maken van voldoende concrete afspraken over het meisje en bij het gezamenlijke toezicht tijdens en na afloop van het vrij zwemmen bij de bewuste schoolzwemles.
Toch kiest het Openbaar Ministerie er niet voor de zaak tegen de leerkrachten voor het gerechtshof te brengen. De discussie over de zaak heeft immers al geleid tot hernieuwde bewustwording betreffende het belang van naleving van de bestaande afspraken en protocollen voor veilig schoolzwemmen en het belang van specifiek toezicht op kinderen die niet kunnen zwemmen of de taal niet spreken. Daarnaast speelt mee dat verdachten al lange tijd onder grote spanning staan als gevolg van deze strafzaak en dat zij ook hierna met zich mee zullen moeten dragen dat tijdens hun aanwezigheid een leerlinge is verdronken. Het streven naar vergelding voor het delict waarvan zij verdacht werden heeft daardoor een lagere prioriteit.
Hoewel de rechtbank in het vonnis kritiek uitte op de rol van de schoolleiding met betrekking tot haar inspanning om de protocollen en afspraken onder de aandacht van de leerkrachten te brengen, ziet het Openbaar Ministerie geen aanleiding om de school alsnog te vervolgen. Dat de school actiever had kunnen communiceren over de afspraken en de verantwoordelijkheden van de zweminstructeurs en de leerkrachten betekent niet dat de schoolleiding strafrechtelijk aansprakelijk is voor het ontbrekende toezicht tijdens de schoolzwemles in september 2015. Er is daarmee geen sprake van verwijtbare schuld aan de dood van het meisje.
